Er is altijd veel te doen over de inspectie. Ze zijn te streng, ze betuttelen, controles werken averechts en het gaat te eenzijdig om opbrengsten en resultaten. Zeker dit laatste is waar, waarbij het lijkt dat de breedheid van de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen te weinig in beeld is. Maar ook de inspectie is onderhevig aan maatschappelijke opvattingen. Misschien wel meer dan we ons als onderwijsveld beseffen. Dit bleek me vandaag bij een bijeenkomst van de inspectie op de bovenste verdieping van de Achmea-toren in Leeuwarden. (helaas geen mooi uitzicht, maar een druilerige regen). De inspectie doet maar liefst drie ronden van verschillende soorten pilots. De risico-gerichte benadering blijft en dus ook een beoordeling. Deze beoordeling heeft er wel een categorie bij gekregen. Dus niet alleen zeer zwak, zwak en voldoende, maar ook de mogelijkheid van goed. Wat ook opvalt is dat de scholen veel meer mogelijkheden krijgen van regie, waarbij ze zelf kunnen laten zien wat de kwaliteit van de school is en hoe ze met kwaliteitszorg en het -systeem omgaan. Bovendien is er meer ruimte de school in de eigen maatschappelijke context te plaatsen, zodat niet alle scholen langs de zelfde meetlat worden gelegd.

Het lijkt mij een vooruitgang, ook al wordt ik van kriegel van de toelichting: ‘ Dit is wat de Tweede Kamer wil’. Met alle respect voor onze volksvertegenwoordigers; de politiek is nogal grillig in standpunten en beleid.  Maar toch. Scholen kunnen meer inhoud geven aan het vormgeven van de kwaliteit en de ontwikkeling van de school en de inspectie schuift op in de rol van ‘critica friend’, die overigens nog steeds vriendelijk en beslist een school zwak of zeer zwak kan verklaren. Ik ben benieuwd wat de pilots gaan opleveren en hoe het beleid uiteindelijk vorm en inhoud wordt gegeven.