Er is een verandering in onderwijsland en direct komen de onderwijsmensen in het geweer. Het is ook schokkend: de basisschool die acht jaar lang onderwijs geeft aan de leerling mag het niveau van de vervolgopleiding bepalen. En dat gebeurt niet zomaar. Tegenwoordig wordt twee keer per jaar gekeken naar de vordering en het niveau van de leerlingen op een objectieve manier, veelal met cito-toetsen. Hier worden analyses van gemaakt en besproken met leerlingen en ouders. In het Noorden gebeurt dit al vanaf groep 5/6 en is er met de Plaatsingswijzer een instrument dat ondersteunt bij het bepalen van de keuzes. We gaan in dit systeem voor de film en niet voor de eenmalige foto van de cito-toets. Cruciaal daarbij is de communicatie met de ouders en de leerling en toegegeven,  daar kan wel eens iets fout gaan. Het voortgezet onderwijs is dus nu volgend in het toelatingsadvies van de basisschool en niet meer bepalend. Een goede en logische zaak. Maar ook de basisschool moet scherp blijven en ieder jaar systematisch evalueren met de scholen van voortgezet onderwijs of de advisering correct is. Niet de systemen staan voorop, maar de leerlingen. Ook hier is samenwerken het sleutelwoord en dan zal deze wijziging een goede plek krijgen in het onderwijssysteem.